Niederländisch/ Slang und Redewendungen

Niederl. Slangausdrücke

Bemerkung

Man soll nie Ausdrücke und Wendungen, über deren Bedeutung und evtl. Wirkung man sich nicht 100% sicher ist, benutzen. Einige der hier genannten Sprüche können (je nach Situation) sehr verletzend oder beleidigend sein. Man sollte dies nur passiv beherrschen, um Gesprächen auf der Straße oder in Spielfilmen folgen zu können.

Gebruik aub. geen uitdrukkingen of gezegden, waarvan je niet 100% zeker bent wat ze betekenen. Sommigen van de hier genoemde uitspraken kunnen heel erg kwetsend of onbeschoft overkomen. Het is beter dat je dit soort zinnen alleen maar passief in je achterhoofd houdt, om gesprekken op straat of in speelfilms te kunnen volgen.

niederländisch	deutsches Äquivalent	Bemerkung
Apeharses	Lausaffe	.
Je ruikt naar knoflook	Du riechst nach Knoblauch	.
Trut	Hund/Trut/Schlamper	.
Kloothommel	Hammel/Klötensack	.
Da's lekker!	Na prima!	(variiert in Stärke je nach Betonung)
Da's lullig.	Das ist Pech.	.
Hoe haalt die het in z'n hoofd?	Was fällt ihm ein?	.
Ik snap er niks van.	Keine Ahnung!	.
Ja daag!	Ich glaub's auch.	(variiert in Stärke je nach Betonung)
Lul!	Arsch!	(variiert in Stärke je nach Betonung)
Wat krijgen we nou, zeg?	Was soll das?	.
Weet ik veel!	Keine Ahnung!	.
alle zeilen bijzetten	sich schwer ins Zeug legen	.
alles uit de kast halen	sich anstrengen	.
Hij wist de dans te ontspringen. (de dans ontspringen)	Der Kelch ging an ihm vorüber.	.
tegen de lamp lopen	ertappt werden	.
voorbarig	voreilig	.
Je lult uit je nek.	Du redest Blödsinn. / Quatsch' nicht.	.
Je wordt genaaid. Ze zitten je te naaien.	Die legen dich rein.	wörtl.: "Die ficken dich."
stomme trut	blöde Kuh	.
stom wijf	blöde Kuh	.
kutwijf	Schlampe/Miststück
kankerwijf	Schlampe/Miststück
rotwijf	Schlampe/Miststück
koeienkut!	Schlampe/Miststück
trut!	Schlampe/Miststück
muts!	Dummes Weib!	.
Gaan we leuk doen?	Markierst du jetzt hier einen?	.
Wat ben jij een ontzettende lul!	Was bist du doch für ein Arsch!	.
eikel	Arschloch	.
hol	das Arschloch	.
Ik word er een beetje moe van.	Also langsam reicht's mir.	.
Ik word er doodziek van.	Das regt mich tierisch auf.	.
Ik word er ontzettend moe van.	Das regt mich tierisch auf.	.
Ik word er (honds)beroerd van.	Das regt mich tierisch auf.	.
Het wordt me allemaal te veel.	Es wächst mir über den Kopf.	.
Rustig blijven!	Ganz ruhig!	.
Geen paniek!	Keine Panik!	.
't Is goed, hoor.	Passt schon.	.
Geeft niet.	Macht nichts.	.
Rot op!	Hau ab.	(variiert in Stärke je nach Betonung)
Oprotten!	Hau ab.	.
Pleur op.	Verpiss Dich.	.
Val dood!	Leck mich! (…am Arsch)	.
Sterf!	Leck mich! (…am Arsch)
Zoek het maar lekker uit.	Mach deinen Scheiß alleine.	.
Jij bekijkt het maar.	Mach deinen Scheiß alleine.	.
Ik vind het prima.	Du weißt es ja doch besser.	.
Jij je zin.	Wie Du meinst. (Du hast recht und ich meine Ruhe.)	.
Hij is leuk.	Echt witzig.	.
Je werkt op mijn zenuwen.	Du gehst mir auf die Nerven.	.
Stel je niet zo aan.	Stell dich nicht so an.	.
Wat raar zeg!	Das ist ja merkwürdig.	.
wat naar zeg!	Das ist ja merkwürdig.	.
Wat naar voor je!	Übel für Dich.	.
Krijg' toch allemaal de tering.	Ihr könnt mich mal kreuzweise.	Vorsicht beim Gebrauch!
Krijg de tering.	Leck mich (...am Arsch)	.
Krijg de tyfus.	Leck mich (...am Arsch)	sollte man NIE aktiv benutzen!!!
Klootzak!	Arschloch!	.
Wat ben jij (toch) voor een ontzettende klootzak!	Was bist du doch für ein schreckliches Arschloch!	.
Da's kloten!	Das ist doch Scheiße.	.
Da's zware kloten.	Das ist große Scheiße.	.
Vuile klootzak.	(Du) altes Arsch.	.
Viezerik!	Dreckschwein.	.
Het zit me niet lekker.	Ich zweifle / habe Gewissensbisse.	.
Dit zit niet goed.	Das ist nicht rechtens.	.
Dit loopt verkeerd af.	Das geht schief.	.
Lijkt me een goed idee.	Klingt gut.	.
Dat lijkt me niet verstandig.	Würd' ich nicht machen.	.
Dacht het niet!	Vergiss' es.	.
Dat is niet zo slim.	Das war dumm (von dir)	.
Helaas, pindakaas.	Pech gehabt.
Hou op zeg.	Was du nicht sagst.	.

• Ga weg! - Was du nicht sagst.
• Hij neemt jou in de maling. - Er verarscht Dich.
• Hij neemt jou in de zeik. - Er verarscht Dich.
• Mondje dicht. - Nicht verraten. (Geheimnis)
• Houd je muil. - Halt den Rand.
• Hou je kop. - Halt den Rand.
• Houd je bek. - Halt den Rand.
• Kop dicht. - Halt's Maul.
• Allemaal koppen dicht. - Haltet alle die Schnauze.
• Stilte a.u.b. Ruhe bitte.
• Jij moet je bek houden. Sei Du man ganz still.
• Ik wil geen gezeik. - Ich will kein Gemecker.
• Wat een gezeik. - Was für ein Gemecker.
• Zeik niet. - Hör auf zu meckern.
• Je zit te mopperen. - Du meckerst herum.
• zeikerd - Nörgler / Meckerfritze
• Hou op met dat gezeik - Hör' auf zu meckern.
• Hou op met dat stomme gezeik (van je). - Hör mit der Scheiss Meckerei auf
• Gaan we nou weer beginnen? - Geht das schon wieder los? / Fängst Du schon wieder an?
• Kappen (nou)! - Aufhören / Schluss jetzt.
• Nu is het afgelopen. - Aufhören / Schluss jetzt.
• Ik heb er nu echt schoon genoeg van. - Ich hab die Nase gestrichen voll davon.
• Ik ben het echt zat. Ich hab's echt satt.
• Ik heb het helemaal gehad. Mir reicht's jetzt wirklich.
• Alleen over mijn lijk. - Nur über meine Leiche.
• boven water komen - wieder auftauchen
• doodeng - sehr gefährlich
• doodgewoon ganz normal
• Er is kans op. Das ist schon möglich.
• Er komt niets uit de bus. - Da kommt nichts bei 'raus.
• Er zit niets anders op. - Uns bleibt nichts anderes übrig.
• Hij knijpt er tussen uit. Er (ver-)drückt sich.
• Hij was goed op dreef! - Er war gut in Fahrt.
• Hij zit in de knoei. - Er sitzt in der Patsche.
• Hou je haaks. Mach's gut.
• Ik peer hem. Ich hau' ab.
• Ik red me wel. Ich schaff' das schon.
• Je bent hier te veel. Du bist hier überflüssig.
• Je bent nog niet jarig. Mach' Dich auf was gefasst.
• Je gaat er zo aan. Dein letztes Stündlein hat geschlagen.
• Je slaat de spijker op de kop. - Du triffst den Nagel auf den Kopf.
• Laat maar zitten. - Schon gut. Vergiss es.
• Maak je niet druk. - Mach Dir keine Sorgen. / Nimm's leicht.
• onder een hoedje spelen - unter einer Decke stecken
• Oude koeien uit de sloot halen. - Alte Kamellen wieder aufwärmen.
• rotzooi - Scheiß
• Spijkers met koppen slaan. - Nägel mit Köpfen machen.
• stomdronken - sturzbesoffen
• stomverbaasd - total überrascht
• Vooruit met de geit. - Denn man los / lustig.
• Waar ben je mee bezig? - Was soll das werden?
• Waar hangt hij uit? - Wo treibt er sich (nur) herum?
• Wat dapper van je. - Wie nobel von Dir.
• Wat een mooie bal! - Schöne Bescherung.
• zooitje - Durcheinander / Chaos
• Wat jammer. - Das ist Pech.
• Laat ze een poepie ruiken! - Zeig's ihnen!